Johannesburg #2 / Mncedisi

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

We zitten op het terras van The Bioscope met acteur Mncedisi en het drietal artiesten uit Madagascar dat is ingevlogen om een bijdrage te leveren aan het project Desert. In een mengelmoes van Frans, Engels, Malagasi en Nederlands bespreken we de chaotisch-luidruchtige try-out van de performance Joining Room. Mathieu, Nati, Temajuta en Mncedisi zijn unaniem: nooit eerder zagen ze zoiets als dit en ze begrijpen ook niet waarom het gemaakt zou moeten worden.

Dan kletsen we over bier en eten en muziek, over vegetariërs, over taal, over paspoorten, over films, over wie in welke landen is geweest. Over dat Mncedisi werkte met Peter Brook en Grotowski-training volgde in Polen. Over dat het Market Theatre in Johannesburg ten tijde van Apartheid als enige het lef had om voorstellingen met zowel zwarte als witte acteurs ten tonele te brengen (met alle gevolgen van dien).

“Do you know any Dutch children’s songs?” Mncedisi begint te zingen: daar wordt aan de deur geklopt, hard geklopt, zacht geklopt, daar wordt aan de deur geklopt, wie zou dat zijn. Hij heeft het liedje geleerd van een Nederlandse zangdocent, maar hij weet niet waar het over gaat – of hoe het volgende couplet klinkt: wees maar gerust mijn kind, ik ben de goede Sint, ook al ben ik zwart als roet, ‘k meen het wel goed. Leg dat maar eens uit.

Zo gaan de gesprekken hier. Het gaat over kunst, het gaat over kleur, het gaat over trots, het gaat over groente. Samen winden we ons op over het beledigende, het ongelijke, het onmenselijke. Samen lachen we om het absurde, om het kleine, om elkaar. “Never let a Dutch girl say no!” en we krijgen nog een biertje.